strammig bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
  1. stram, stijf

    As een koe of peerd mit de benen trekt, zeggen wij altied: die is ok aordig strammig (Schoonoord)

    Het peerd is wat strammig in het kruus (Gasselte)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...