strampeln onovergankelijk, werkwoord, zwak, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: straampeln (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe)

  1. moeizaam lopen, strompelen

    Hij strampelt er langes (Nieuw Schoonebeek)

    Het aold mèens straampelde nog wat um het huus (Beilen)

    Hij begunt aordig te straampeln (Kerkenveld)

    Zie ook:
  2. schudden van kaarten, door elkaar mengen van eten, roeren(Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    De stokpot strampeln

    Doe mijn even een straampelie, ik moe mien koffie straampeln

    De kaorten

    het eten deur mekaor straampeln (Roden)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...