striekend bijwoord, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: streken (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), strieken(d)s (Zuidwest-Drenthe Zuid), striekens

  1. afgestreken

    Het schatvat was striekend vol (Sleen)

    Een striekende emmer vol melk (Stieltjeskanaal)

    Die maande is zunigan striekensvol (Zuidwolde)

    striekvol

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...