stroeperig bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
  1. stroperig, taai

    Die zoerties zint stroeperig worden (Sleen)

    Wat is dat stroperige eulie (Klazienaveen)

    Het wark giet hum altied stroperig van de haanden

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...