strontzat bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
  1. meer dan genoeg hebbend

    Ik bun strontzat van dien gezeur (Barger Oosterveld)

    Wij waren hum strontzat (Zeyen)

    Zij waren allebeide strontzat

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...