studie I -s, de
  1. studie

    Hij kun de studie nich volholden (Nieuw Schoonebeek)

    Hij is an de studie (Pesse)

    Hij meuk studie van heur

    Zie ook:
  2. toeleg, plan(Zuidoost-Drenthe)

    Dat het juust zien studie west om het zowied te kriegen (Roden)

    Wel zien studie is dat? (Hooghalen)

    Was het joouw studie, die boom um te zaogen? (Eext)

    Zie ook:
  3. aandacht(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe)

    Hij stund er met studie naor te kieken (Ruinerwold)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...