stuiten werkwoord, zwak, (on)overgankelijk
  1. tegenhouden

    Het dier was niet te stuiten, het gung overal dwars deur hen (Sleen)

    Zie ook:
  2. stuiteren met knikkers in een klomp of een kuiltje

    Zuw nog even een spellegie stuiten? (Hooghalen)

    koelegienstuiten

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...