stut I -ten, de, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: stutte (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe)

  1. stut

    As ie die balke nou nog een beetie kunt opdrokken, dan kan ik er de stutte onderkriegen (Hoogeveen)

    Ik mout nog een stut tegen de zaodbult zetten (Vries)

    Tegen de achtergevel mus neug een stuttegien zet worden (Oosterhesselen)

    Zie ook:
  2. De zunne steet op stutten

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...