suddern onovergankelijk, werkwoord, zwak, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: söddern (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. sudderen

    Je moeten dat vlees een beetie zachies suddern laoten (Klazienaveen)

    Zie ook:
  2. Dat suddert mar deur

    Zie ook:
  3. pruttelen(Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid)

    De koffiepot stiet op de kachel te suddern (Sleen)

    prutteln

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...