suzen overgankelijk, werkwoord, zwak, Zuidoost-Drenthe
  1. wiegen

    Wist doe dat wichie even suzen? (Valthermond)

    Ze hebt dat kind in slaop suusd (Nieuw Schoonebeek)

    Suze, suze kindtien/Pappot stiet in het spindtien/Zute melk met wittebrood/Over een jaor is het kind

    Suze, suze poppien/Hest doe pien in het boekien of zint dien voeties kold/Vuurtien zul wij stoken/Pa

    suuien

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...