tabakskauwer de

Ook: tabak...

  1. pruimer

    Hij is een tabakkauwer, hij hef aaid een proem achter de koezen (Beilen)

    Dat speien van die tabakskauwers, ba! (Zuidwolde)

    De tebaksproemer is non bijna verleden tied (Kloosterveen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...