tadde -n, de, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: tarre (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe)

  1. vlies op melk(Zuidwest-Drenthe)

    Der zit tadden in de koffie (Havelte)

    Zie ook:
  2. kern van een gezwel(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe)

    As de tarre der maor uut is, wordt het beter (Dwingelo)

    tabbe, tap II, pit

    Zie ook:
  3. oogvuil(Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe)

    Hij hef de slaop ok nog lang niet oet, hij hef de tarren nog in de ogen (Hijken)

    kladde

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...