talholt het
  1. talhout, geschild eikenhout, 35 cm lang en 3 à 4 cm doorsnee. Het werd per tal verkocht

    De eeikschellers schelt het holt; laoter maokt ze van de stammegies talholties (Eext)

    Dan za'k hum mores leren; as het mut, mit een endtie talholt (Hoogeveen)

    Hie is zo mager as talholt (Sleen)

    smeu as talholt (Exlo)

    Op het schoulfeest waren ze an het talholties raopen

    holtiesrapen

    Zie ook:
  2. gekloofd of gezaagd hout(Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Van holtklobben maok wij talholties en dat branden wij dan met zudden en törf (Vries)

    Anmaakholties is hetzulfde as talholties (Odoorn)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...