taoiig bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
  1. taai

    Het is niet good gaar, hèur, het is nog taoiig (Hijken)

    Het mag wal op, want zie begunt al een beetien taoiig te worden

    Taoiig ies gung niet gauw kapot (Norg)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...