Ook: taoperig (Midden-Drenthe), taper, taperig, taperig (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), taper
Bron: Drentsche Volksalmanak & Drentsche Volksalmanak & Drentsche Volksalmanakhaastig, ongeduldig
IJ moet niet zo taopig weden; doe mor is wat tumiger an (Eext)
koppig
Dat pèerd is tapig, ij kunt er haost gien stap ofkriegen (Sleen)
driftig, levendig, uitgelaten(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))
Het peerd was zo tapig, mor zie hebt hebt hum even goed ofpeigerd (Exlo)
Het pèerd moej een beetien schieten laoten, niet te veul opholden; aans wordt e aal taperiger (Oosterhesselen)
vinnig
Wat een taopig vrouwgie (Grolloo)