tegen bijwoord, voorzetsel, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: tègen (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Zuid), tingen (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. tegen

    Hij wol niks tegen heur zeggen (Roderwolde)

    Ik bin der tegen (Hoogeveen)

    Hij stinkt een uur tegen de wind in (Barger Oosterveld)

    Tegen da'k het daon heb, is het wal aovend

    Dan gungen wij wat mèer tegen het hoge an en kunden wieder over veer zien

    Der was

    gien lopen tegen (Dwingelo)

    Kuj der nog wat tegen?

    Wel was er op 'n tegen?

    Zie ook:
  2. naast

    Wij moet die enter belèren; laow hum mor tegen de aol broen doen (Sleen)

    In de klompenmakerij gebeurde het wal ies dat van een neie klomp de kap ofbrak; dan mus der een klom

    Ik loop tegen hum deur (Sleen)

    Zie ook:
  3. tegemoet(Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))

    Doe kanst hum bèter tègen gaon (Nieuw Schoonebeek)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...