tegenwicht het
  1. tegenwicht

    Wij mut is wat tegenwicht geven, aans krig hij teveule te zeggen (Ruinerwold)

    De konte van de hekke muj zoveule tegenwicht geven, daj het hekke makkelk kunt oplichten en dreien (Hoogeveen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...