teren I overgankelijk, werkwoord, zwak, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: tèren (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidwest-Drenthe)

  1. teren, met teer bestrijken

    Bie ons hebben ze de straode opneis teerd (Valthermond)

    De brugge moet weer teerd worden (Klazienaveen)

    Ik was an het hekken teren (Roderwolde)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...