teut II -en, de
  1. grote hoeveelheid(Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Wij hebt nog even een mooie teut zet

    Hij hef een beste teut op

    teuge

    Zie ook:
  2. klap, mep(Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Hij gaf hum een beste teut (Ruinerwold)

    Za'k je een teut verkopen? (Havelte)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...