tiegen I onovergankelijk, sterk, werkwoord, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid
  1. gaan, tijgen

    De kwaojongen togen der met veul koeraozie op of (Roden)

    Zij waren nog maar pas etrouwd, doe zag ik hum en zien maor alle dagen al aover en weer tiegen

    Zie teugen hen het wark (Sleen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...