tiekenwark het
  1. tekeningen, tekenwerk

    Hij leup door mit zien teikenwark onder de arm (Barger Oosterveld)

    Zie ook:
  2. het tekenen

    Hij mak een knap stukkien tiekenwark (Ruinerwold)

    Het tekenwaark mut ook gebeuren (Wapse)

    As ontwarper heb ie een boel tiekenwark (Kerkenveld)

    Tiekenwark is niks veur mij (Buinen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...