tien III onovergankelijk, werkwoord, zwak

Ook: tienen

Bron: G. Broekhuizen & Drentsche Volksalmanak & Drentsche Volksalmanak
  1. gaan, trekken, rijden(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Woor zult zie hentien met de wagen? (Sleen)

    De meid is gaon tien

    Als de onze oet Braobant tient

    Mit ene die ik het lèven zo lekker zal maken, det hij nooit naar een aander teit

    Bron: G. Broekhuizen & Drentsche Volksalmanak Zie ook:
  2. beginnen

    te werk tie-en

    antien

    Bron: Drentsche Volksalmanak Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...