tieskauwer -s, de, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: tiezebieter

  1. iem. die met lange tanden eet

    Ie mut het bord leegeten, ie bint altied zo'n tieskauwer (Geesbrug)

    Onze kleinkiender bint toch zo tieserig; het bint tiezebieters en tieskauwers (Hoogeveen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...