tippeln onovergankelijk, werkwoord, zwak
  1. tippelen, lopen

    Die tippelt er wat an of met zien klompen (Pesse)

    Zie ook:
  2. Hie had mij mooi te pakken, want ik tippelde der mooi in (Exlo)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...