tiran -nen, de, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe

Ook: tiras (Kop van Drenthe)

  1. tiran

    Die man was een tiran veur zien gezin (Ruinerwold)

    Zie ook:
  2. niet te vertrouwen paard

    Wat een tiran is dat (Sleen)

    Een peerd, daj niet vertrouwen kunnen, is een tiras (Roderwolde)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...