kort en krachtig op iets spuiten of spuwen
Hij tjitte mij mit water ien het gezichte (Ruinerwold)
Mit de pappe van de ko iene nat tjitten (Havelte)
Die hond stiet overal te tjitten
Hij tjitte deur de taanden
de laatste melk uit een speen halen
De leste melk er uut tjitten (Elim)