tjongeln onovergankelijk, werkwoord, zwak, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: tjoemeln (Midden-Drenthe), tjoengeln (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. tingelen

    Speulen kun e niet, noten lezen kun e niet; hie dee niks as tjoemeln op die piano (Eext)

    Hij zat wat op de gitaar te tjoengeln (Roderwolde)

    te tjongeln (Balloo)

    tjoedeln, tjingeln

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...