tobbe I -s, de
  1. houten vat, tobbe

    Bij de was gebroekten ze eerder een holten tobbe (Sleen)

    Het voer wuurd vrogger in een tobbe deur mekaar sopt (Padhuis)

    's Zotterdagsaovends gungen de kinder in de tobbe en dan kregen ze daornao loezewotter op het hoor (Emmer Erfscheidenveen)

    *Een jong peerd veur de wagen en een old zwien in de tobbe, dan kuj wal wark verzetten (Barger Compascuum)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...