toeboerken overgankelijk, werkwoord, zwak, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid
  1. bijverdienen

    Umdet hij gien hiele dagen wark har, mus hij wat toeboerken (Ruinerwold)

    Hij is eigenlijk bakker, mor hie boerket wat toe (Sleen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...