toehoorder, luisteraar
Aj wat vertelt, hej wel graag dat er toeheurders bint (Hollandscheveld)
Ik was gewoon toeheurder (Mantinge)
luisteraar bij een te beroepen dominee
Bij de benuming van oes domnee was ik ok toehèurder (Sleen)
De domeneer hef toeheurders had (Ruinerwold)