toekunnen onovergankelijk, sterk, werkwoord
  1. er genoeg aan hebben

    Hij kan met weinig eten tou (Norg)

    Met dat geld zal e wal met toekunnen (Beilen)

    Meer is er niet, ij möt mar zien, of ij er mee toekönt (Schoonebeek)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...