toeleggen overgankelijk, sterk, werkwoord, zwak
  1. extra betalen, toeleggen(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Doou e een neie woning weerkopen wol, mus e der nogal wat op toouleggen en dat har e niet in de reke (Eext)

    Zie ook:
  2. erbij leggen, toeschuiven(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Grommo leg heur kleinkind zo nou en dan wat toe (Beilen)

    As wij vroeger visite hadden, mus mien moe aaltied brood oet de schaal pakken en het toeleggen (Weerdinge)

    Zie ook:
  3. (wederk.) zich toeleggen op

    De boeren in de Broeken legt zuk op melk toe, ...mèer op vie toe

    Ik wil mie der beter op touleggen

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...