dichtmaken
Je moet die reten in de deur tomaken (Balloo)
gereedmaken van spijzen(Zuidwest-Drenthe Noord)
Ik zal nog even de bijspieze toemaken (De Wijk)
extra maken(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid)
Aj de specie op hebt, muj nog wat toemaken (Zuidwolde)
Het eten is klaor, ik moet nog even wat toemaken (Weerdinge)
ontginnen, aanmaken(Veenkoloniƫn)
Dat laand op akkers is veur jaoren al toumaokt (Roswinkel)