toet I -en, de, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: toete (Midden-Drenthe), (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe), tute (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe)

  1. tuit

    De tute van de koffiepot was verstopt (Meppel)

    De fluitketel was lek under de toete (Beilen)

    De geutstein zat onder de toet van de pomp (Een)

    As ik daor mit in de kedel zat, kroop ik tot toede weer oet

    Ze schreide traonen met toeten van bliedschap (Hooghalen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...