toeval -len, het
  1. toeval

    Het was louter touval, dat ik door langskwam (Barger Oosterveld)

    Zie ook:
  2. epileptische aanval

    Hie hef nog al ies last van toevallen (Sleen)

    Hie ledt an toevallen (Anderen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...