toewillen overgankelijk, sterk, werkwoord
  1. gunnen

    Hie wol mij niks toe, hie wol alles zölf holden (Zwinderen)

    Hij wol mie dat tou, man ik wol het nich hebben (Nieuw Schoonebeek)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...