trageiseln overgankelijk, werkwoord, zwak, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: tragaaien (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Zuid), trageistern (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), trageisen (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), trageilen (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

  1. toetakelen, slaag geven

    Ze hadden hum lillijk tragaaid (Ruinerwold)

    Mit de cultivator even het onkruud trageilen (Borger)

    Wel hef je zo trageisterd? Hej ruzie had? (Beilen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...