trankiel bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)
  1. flink, kordaat, eerlijk, vrijmoedig

    Dai buurman is 85 joor en nog ain echte trankiele kerel (Valthermond)

    Hij stapte er trankiel op of (Roderwolde)

    Hij kwam er trankiel met veur 'n dag (Eelde)

    Zie ook:
  2. rustig, beheerst(Kop van Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Die man is altied èven bedachtzaom en trankiel (Hoogeveen)

    Hij was trankiel nao de operatie (Noordscheschut)

    krankiel

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...