traonoog de
  1. tranend oog

    Hie had een traonoog en dat was knap lastig (Sleen)

    Zie ook:
  2. oogafwijking(Zuidwest-Drenthe Noord)

    Een pèerd mit een traonoge; dan blif de ooghoek wat geel (Dwingelo)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...