trekhaak de
  1. trekhaak

    Hie hef gien auto met een trekhaak (Weerdinge)

    Zie ook:
  2. hark, waarbij het harkgedeelte haaks op de steel staat(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe)

    De mes met een trekhaok van de waogen halen (Schoonlo)

    Ze maokt de sloten schoon met een trekhaok (Balloo)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...