treuzeln onovergankelijk, werkwoord, zwak, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)

Ook: truzeln (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

  1. treuzelen

    Hie treuzelt wat in 't ronde, mor schöt niks op (Sleen)

    Schiet op, niet zo treuzeln! (Kerkenveld)

    Nou moej niet aal zo treuzeln underwegens (Gieten)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...