troef troeven, de
  1. troef

    Komt er is uut mit oen troef (Zuidwolde)

    Hij mus troef bekennen

    Zie ook:
  2. Het is daor armoe troef, maar het bint fetsoenlijke mèensen (Hoogeveen)

    *Troef zeuven is de boer zien kakstoel

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...