(vaak verkl.) slaap
Hij kwam in de tuk (Klazienaveen)
Ik heb nao het eten even een tukkie daon (Schoonlo)
zak(Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))
Oe möt een cent zo vast in den tuk zitten as het haor op de kop en een koeze in de bek
ruk(Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid)
A'k an het vissen bin, dan wi'k bij het eerste tukkien ophalen (Meppel)