Ook: stutkern, tokken (Zuidwest-Drenthe)
mank gaan
Hij tukt wat mit het rechterbien
IJ kunt het haost niet zien, mar hie tukt wal wat (Oosterhesselen)
rukken(Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid)
Hej al wat vangen? Nee, maor ik heb beet; der zit ene bij te tukken (Beilen)
kloppen
Het tukt mij in de vinger (Sleen)
tukkern