tumtum de
  1. tumtum, bep. soort snoep

    Kiender viendt tumtum lekker (Wapserveen)

    Van de bakker krege wij tumtummegies (Beilen)

    Zie ook:
  2. tweeslachtig dier(Zuidwest-Drenthe Noord)

    Bij die zolters was een tumtum (Wapse)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...