tun de, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: ton, tonne (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Zuid), tunne (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe)

  1. ton

    Doe mos die tonne rechtzetten, anders kantelt e die umme (Barger Oosterveld)

    Op de tun met water hadden wij altied een nap drieven (Padhuis)

    Aoltie is dik en rond en klein; net een tunnegie (Eext)

    Ik ben zo dik as een tun, ik heb mien maag overladen (Odoorn)

    Hij hef een boek as een tunne

    Die vent zien kop is net zo hol as een tonne (Barger Compascuum)

    Midden in de ton

    Zie ook:
  2. wc-ton

    Wai haren vrouger de tun aachter het hoes (Roden)

    De tonne leeggooien op het mestgat (Elim)

    Zie ook:
  3. tonvormig bierglas(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    *Kat in de tun

    schenskebongels

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...