uk ukken, de, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)

Ook: ukkien, ukkeltien (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), ukkepuk(kien), ukkepuk

  1. klein persoon

    Der waren een paar jongen an het voetballen, allemaole van die ukkies (Hoogeveen)

    Het was nog mor zu'n ukkie (Anderen)

    Wat is het nog een uk (Gieten)

    puk(kien)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...