umöppern overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. omzetten van hooioppers, hooioppers uit elkaar halen en ze ergens anders weer neerzetten

    Het heui is niet dreug, maor het is niet vertrouwd dat wij het lusgooit; laow het maor umoppern (Drouwen)

    Laow ze mar even umöppern, dan kuj vanmiddag wal laan (Oosterhesselen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...