umdauweln onovergankelijk, werkwoord, zwak
  1. treuzelen, besluiteloos rondlopen

    De kinder waren pas der om half vieve weer uut schoele, zo hebt ze umdauweld (Coevorden)

    Ie hebt de hiele dag wat ummedauweld (Zuidwolde)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...