umhouwen overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. omslaan, omhakken

    Die hèerde is te old en te bried eworden, wij mut hum maor ummehouwen (Hoogeveen)

    Die bome mötten wij nog ummehouwen (Meppel)

    Spiekers omhouwen

    Zie ook:
  2. (kvd), in

    Hij houwt der mor wat in om

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...